Stagediscriminatie op de arbeidsmarkt: Interview met onderzoeker Eva Klooster

10 november 2020

Jaar: 2020
Auteur: Eva Klooster & Christoph Meng; Per Bles; Dunja Monker; Gregor Walz

Eva Klooster deed onderzoek naar de (on)gelijke toegang tot stage en werk van hbo’ers met een migratieachtergrond. In Nederland studeren jaarlijks zo’n 74.000 studenten af bij een instelling voor het hoger beroepsonderwijs (hbo). Ondanks het feit dat het percentage hbo-gediplomeerden met een migratieachtergrond al jaren toeneemt, vertaalt dit zich nog niet in een gelijke arbeidsmarktpositie. In het najaar van 2019 is 6,6% van de hbo-afgestudeerden met een niet-westerse migratieachtergrond en 5,2% met een westerse migratieachtergrond werkloos, terwijl 3,4% van de hbo-afgestudeerden zonder migratieachtergrond werk-loos is (HBO-Monitor 2019). Onderzoeken van het Research Centrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) tonen bovendien aan dat de gemiddelde hbo’er met een migratie-achtergrond er langer over doet om een stage of baan te bemachtigen, dan de hbo’er zonder migratieachtergrond (zie bijvoorbeeld ROA, 2016).

In het onderstaande interview met ECHO (maart 2021) vertelt Eva Klooster meer over het onderzoek Klooster, E., Meng, C., Bles, P., Monker, D., & Walz , G. (2020). (On)gelijke toegang tot stage en werk van hbo’ers met een migratieachtergrond: ‘Hbo’ers, onderwijs en werkgevers over verklaringen en oplossingen’.

 

Zou je jezelf eerst even kort willen voorstellen?

 

Mijn naam is Eva Klooster, ik werk als kwalitatief onderzoeker op het terrein van jeugd, onderwijs en diversiteit. Ik werk als zelfstandig onderzoeker, maar verbind me ook graag aan andere onderzoekers. Afgelopen jaren heb ik met heel veel plezier samengewerkt met het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt van de Universiteit van Maastricht.

 

Mooi. Dus afgelopen jaar heb je inderdaad onderzoek gedaan naar de toegang tot stage en werk onder hbo’ers met migratieachtergrond. Wil je misschien even kort samenvatten waar jullie precies naar hebben gekeken, en want de aanleiding hiervoor was?

Het startpunt van ons onderzoek was de constatering dat er sprake is van ongelijke arbeidsmarktpositie van studenten met en zonder migratieachtergrond. Studenten met migratieachtergrond doen er langer over om een baan te bemachtigen. De Ministeries van OCW en SZW hebben ons gevraagd te kijken naar de factoren die tijdens de studie en kort na de studie bijdragen aan die ongelijke positie op stagemogelijkheden en binnen de arbeidsmarkt. We hebben met studenten onderwijsprofessionals en werkgevers gekeken naar wat er tijdens de studiefase nodig is om tot gelijkere kansen te komen. Wij zijn gestart met een kwantitatieve analyse van individuele factoren van 8000 hbo-afgestudeerden en daarna hebben we ruim 70 interviews gedaan met studenten, onderwijsprofessionals en werkgevers.

 

En wat was voor jou de belangrijkste boodschap van het onderzoek?

De belangrijkste boodschap is een positieve boodschap: er zijn concrete mogelijkheden om toe te werken naar gelijkere uitkomsten op de arbeidsmarkt van hbo’ers met verschillende achtergronden, en dan bedoel ik verschillende achtergronden in de meest brede zin.

Als het gaat om ongelijke kansen op de stage en arbeidsmarkt zijn we geneigd om de focus te leggen op het signaleren, bewustwording en het aanpakken van discriminatie. Daarmee verschuift de aandacht voor een groot deel naar de werving en selectie door de werkgever. De boodschap is, op basis van wat wij nu vinden met dit onderzoek, dat wat er gebeurt tijdens de opleidingsfase eigenlijk ook van belang is voor de uitkomsten op de arbeidsmarkt.

En wat waren voor jou de meest opvallende resultaten van het onderzoek?

Opleidingen hebben concrete mogelijkheden om studenten te begeleiden naar een gelijkere arbeidsmarktpositie sterker is dan dat we verwachtten – dat is er één.

Twee is dat de gevonden oplossingsrichtingen veel parallellen vertonen met de oplossingsrichtingen die we uit de wetenschap kennen wat betreft het verhogen van studiesucces. Als je het studiesucces van studenten met verschillende startposities en achtergronden in de samenleving wilt bevorderen is bijvoorbeeld een hele belangrijke factor de nabijheid en het contact met de docenten en de onderwijsprofessionals. En het is eigenlijk bijna wonderlijk dat we zo’n logische uitkomst niet al toepassen bij het begeleiden van studenten naar stage en werk.

Van de hbo-student wordt verwacht eigen verantwoordelijkheid te nemen als het gaat om stage en werk. Dat wordt heel vaak herhaald. En dat maakt dat studenten die het niet lukt, lang wachten met hulp vragen. Daardoor blijven problemen met discriminerende stage aanbieders en werkgevers te lang buiten beeld.

Studiesucces wordt bevorderd door factoren als ‘dichterbij’ de student zijn, een inclusieve leeromgeving faciliteren, studenten écht leren kennen, hun talenten erkennen en zodat zij vertrouwen hebben in het stellen van vragen. Als dat werkt bij het bevorderen van studiesucces, dan is het eigenlijk wel logisch dat dat ook werkt ook bij het bevorderen van kans op stage en werk vinden.

Wat we verder ook zien, qua opvallende resultaten, is dat een deel van de opleidingen bezig is met inclusief te werken en dat dat soms tot gevolg kan hebben, paradoxaal genoeg, dat men de verschillen tussen studenten niet meer ziet. We spraken stagecoördinatoren die vertelden niet te weten of studenten met een migratieachtergrond meer moeite hadden dan studenten zonder migratieachtergrond. Wij werken inclusief dus zien wij geen verschillen, werd dan gezegd. Met goede intenties worden de verschillen dan alleen maar versterkt, in plaats van verminderd.

 

Uit je onderzoek blijkt dus dat jongeren met een niet-westerse migratieachtergrond meer moeite hebben met een stageplek vinden tijdens de studie, en ook na de studie bij het vinden van een baan. Hoe valt dit nadeel te verklaren?

Voor dit onderzoek is een enorme set van individuele factoren van 8000 hbo-afgestudeerden door het ROA vergeleken. Zij vonden slechts drie factoren waar studenten zelf invloed op kunnen hebben en die enigszins verklarend waren voor de verschillende arbeidsmarktpositie, te weten de gekozen studierichting, studie-gerelateerde werkervaring en self-efficacy – je vertrouwen in dat een handeling met succes kan voltooien. Uit ander onderzoek weten we dat de economische situatie en discriminatie van invloed zijn. Via gesprekken met studenten, onderwijsprofessionals en werkgevers hebben we vervolgens laten zien dat deze verschillen tijdens de studiefase groter kunnen worden en waardoor dat komt.

Wat wij ook hebben gedaan in het onderzoek is aan studenten en professionals gevraagd hoe zij die verschillen verklaren. Dan worden er heel vaak eigenlijk twee verklaringen gegeven: één is, er is sprake van discriminatie. Vaak wordt er door studenten benoemd dat ze vermoeden dat er van discriminatie sprake zou kunnen zijn geweest, maar dat ze het zelf niet kunnen bewijzen. Dat is eigenlijk de grootste groep. En factor twee is het idee dat de witte student een sterker netwerk heeft. Als jij ergens opgegroeid bent in een omgeving waar je ouders je minder netwerk meegeven, of de omgeving jou minder functioneel netwerk meegeeft, dan sta je dus eigenlijk één-nul achter.

Wij hebben dus geen onderzoek gedaan naar of discriminatie daadwerkelijk plaats heeft gevonden, want dat vraagt om een heel ander type onderzoek. Wat ik wel heb kunnen doen is onderzoeken hoe de meeste studenten daadwerkelijk aan hun stage of werk zijn gekomen. Dan zien we eigenlijk dat dat het niet per se ligt aan de netwerken van studenten, zoals vaak gedacht wordt, want ook de student zonder migratieachtergrond heeft vaak niet zo’n functioneel netwerk op het terrein van de studierichting. Wat we wel zien is dat netwerk zeker van belang is, maar dan in de actieve zin. Degene die de meeste kansen hebben de studenten zijn die wat ‘brutaler’ zijn bij het solliciteren en actief netwerken. En met brutaler bedoel ik bijvoorbeeld via LinkedIn gewoon de werkgever een mailtje sturen in plaats van iemand die je uit je netwerk kent. Degene die zich wat sterker voelt, die zijn eigen kansen ook wat hoger inschat, die is geneigd om het wat ‘brutaler’ aan te pakken. En dan zie je dat werkgevers daar eigenlijk heel positief op reageren.

 

En waar ligt hier de link met eerstegeneratiestudenten en studenten met een migratieachtergrond?

Als je actief netwerkt, dan heb je meer kans op een stage of baan dan met een hele bescheiden manier van netwerken. Nou, dan komen we bij de vraag; wie zijn die bescheiden netwerkers? De studenten die minder zeker zijn van zichzelf. En daar maak je de koppeling naar de eerstegeneratiestudent. Daarvan zie je, die hebben een wat bescheidener manier van optreden. Ook blijkt uit onze analyse van individuele factoren dat studenten met een migratieachtergrond lager scoren op self-efficacy. Om dan die koppeling te maken naar de culturele achtergrond: we horen vaker van meisjes met een islamitische achtergrond dat ze zich er niet prettig bij voelen om op die manier kansen te zoeken op bijvoorbeeld LinkedIn. Zij geven aan dat liever bescheiden te doen.

Een heel mooi voorbeeld van hoe opleidingen daar een verschil kunnen maken is door ontmoetingen tussen werkgevers en studenten te organiseren, doormiddel van bijvoorbeeld stagemarkten of speeddates. Dat is één van de hoopvolle uitkomsten van dit onderzoek. Daar zijn eigenlijk alle partijen positief over, maar wel onder bepaalde voorwaarden. Het werkt alleen als je verschil maakt in je voorbereiding, en dus oog hebt voor de studenten die niet zo comfortabel zijn, individueel of vanuit de achtergrond, om zo’n open gesprek te voeren en zichzelf te poneren. Dat moet je oefenen. Door hierop in te spelen en kansen te bieden, is nog heel veel winst te behalen uit onbenut talent. Over het algemeen kunnen opleidingen echt verschil maken door meer te investeren in uren en kennis op het terrein van zoeken naar werk. Met name meer individuele begeleiding van studenten die daar behoefte aan hebben.

 

Wat kunnen studenten en onderwijsprofessionals verder nog doen om gelijke kansen op stage en werk onder hbo’ers te bevorderen?

Ik denk dat we een paar dingen inderdaad benoemd hebben, zoals het feit dat als je toe wil werken naar gelijke uitkomsten dan zou je moeten werken aan het versterken van studenten en hun zelfvertrouwen, ook bij het benaderen van werkgevers. Zorg dat je tijdens de opleiding meer oefent op het gesprek met werkgevers, dat is een van onze aanbevelingen.

Maar in aanvulling daarop, denk ik dat het versterken van de positie van studenten met migratieachtergrond niet via één maatregel aan te pakken is. Er wordt vaak de focus gelegd op dat de opleiding bewust moet worden van discriminatie en dat discriminatie gemeld moet worden. Dat discriminatie in beeld gebracht moet worden. Dat is allemaal heel, heel erg belangrijk. Maar met alleen deze maatregelen komen we naar onze overtuiging niet tot gelijkere kansen. Gelijke kansen, net zoals bij het bevorderen van studiesucces, maak je samen. En dat betekent dat iedereen op de opleiding, niet alleen je docent of mentor, medeverantwoordelijkheid voelt voor die gelijke kansen op stage en werk. En dat is dus een veel grotere beweging dan het inrichten van meldpunten.

In dit onderzoek hebben we vrij concrete aanknopingspunten gevonden om toe te werken naar gelijkere uitkomsten. Eén aspect dat wij aanhalen zijn de vrij bekende adviezen op hbo-opleidingen die aan studenten worden meegegeven. De opleiding zegt ‘je bent zelf verantwoordelijk voor de zoektocht naar stages, en zorg dat je veel brieven schrijft’. We hebben zelfs een opleiding gesproken waarin de student wordt aangemoedigd om minimaal 40 brieven te schrijven. De boodschap die daarachter ligt is, dat je kennelijk 40 brieven nodig hebt om aan een stage te komen. Dat is geen positieve boodschap. Dat is ook niet de boodschap van ‘wij als opleiding kijken mee en als je je slecht behandeld voelt of mij wij als opleiding kijken mee als je er niet uitkomt’.

De boodschap is: doe het zelf, doe zo veel mogelijk en vaak nog met ‘stuur vooral ook open sollicitaties naar bedrijven die je aanspreken’. Terwijl we uit wetenschap weten dat dat niet werkt bij toeleiding tot werk: een open sollicitatie is een kansverkleinend middel en het vergroot de kans op ongelijke behandeling van mensen.

 

Je onderzoek heeft plaatsgevonden voordat de corona pandemie uitbrak. Kun je iets zeggen over hoe dit onderzoek alsnog van belang is in de Covid-periode? In hoeverre zouden de resultaten opgaan in deze nieuwe context?

Gelijke kansen worden bevorderd doordat studenten contact hebben met onderwijsprofessionals. Zo kun je zien wie hier en daar eventueel een extra gesprek nodig heeft, en zo is de opleiding bewust van het feit dat sommige studenten het moeilijker hebben in het vinden van die stage. Mijn hypothese is dus dat zonder dat contact de verschillen bij voorbaat al groter zijn tijdens de pandemie. Tegelijkertijd hebben de studenten die zich bescheidener opstellen in die zoektocht het nu natuurlijk nog moeilijker, want nu kan je het alleen nog maar digitaal doen.

 

Het onderzoek vond ook plaats in de context van de studierichtingen economie en rechten. Heeft dit enigszins invloed gehad op de resultaten van het onderzoek?

Zeker, dat is een beperking van ons onderzoek, moet ik zeggen. We hebben natuurlijk een enorme grote respondenten groep. In die zin is het een heel sterk onderzoek. Tegelijkertijd moet je erbij zeggen: ja, het is wel maar op twee studierichting uitgevoerd. Dat is bewust gedaan. Dat is namelijk omdat we uit eerder onderzoek, onder andere van het ROA, hebben opgemaakt dat die ongelijke kansen zich sterker voordoen op opleidingen die leiden tot representatieve functies. Bij bijvoorbeeld een ICT functie zal de manier waarop – heel letterlijk – wat jij aan hebt en hoe jij spreekt, op een andere manier meetellen dan wanneer je een functie binnen de advocatuur bekleed. Dus daar waar representatieve functies zijn, zien we dat die verschillen in gelijke kansen groter zijn. Verder zijn de studierichtingen ook werelden op zich, met een eigen context. En dat maakt ook nog uit waar de opleiding is, waar jij woont en waar jij je werk zoekt.

 

Bedankt voor je tijd, Eva! Zijn er zelf nog dingen die je graag wil benoemen of bespreken wat betreft je onderzoek?

Er worden dit jaar meer middelen vrijgemaakt voor het bevorderen van gelijke kansen in het onderwijs dan ooit tevoren. Dit lijkt mij hét moment om ook institutionele veranderingen door te voeren in het beroepsonderwijs; investeer niet alleen het studiesucces binnen de muren van de opleiding, maar ook in succes in het beroepenveld. Dat vraagt om stevigere begeleiding van studenten naar stages en werk en om het ingrijpen bij signalen van stagediscriminatie. Dat betekent ook dat opleidingen en werkgeversorganisaties met elkaar in gesprek moeten over het creëren van een inclusieve stage en arbeidsmarkt.

This site is registered on wpml.org as a development site.