“Ik hoef niet duizenden vrienden te hebben, maar ik wil wel gewoon geaccepteerd worden”: Interview UvA student Sasha Vorm

9 augustus 2018

Kan je jezelf even voorstellen?

Ik ben Sasha Vorm, ik ben 20 jaar en ik studeer momenteel communicatiewetenschappen aan de UvA. Ik ben in Nederland geboren en heb hier op de basisschool gezeten. Vervolgens zijn we naar Suriname verhuisd en daar heb ik de middelbare school gehaald. Op mijn 18e ben ik weer terug naar Nederland gegaan om hier te studeren.

En ben je toen je in Suriname woonde nog weleens in Nederland geweest?

Nee, in die zes jaar tijd ben ik nooit terug geweest. Toen we in Suriname woonden zijn we wel naar andere landen in Zuid-Amerika gegaan, maar nooit naar Nederland. Mijn ouders vonden het heel belangrijk dat wij onze eigen cultuur leerden kennen en dat we ook andere Zuid-Amerikaanse culturen leerden kennen. Dus toen ik weer in Nederland kwam om te studeren was het in het begin echt weer aanpassen. Je beleeft Nederland heel anders wanneer je 12 bent dan wanneer je 18 bent. Dus dat was wel echt wennen.

Ben je hier dan weer voor de studie naar toegekomen?

Ja, ik ben weer naar Nederland gekomen om te gaan studeren. Als ik met mijn ouders bel dan herinneren ze me er ook altijd wel even aan waarom ik ook alweer naar Nederland ben gekomen, haha.

En is je plan om weer naar Suriname te gaan als je klaar bent, of wil je hier blijven?

Nee, ik wil hier blijven.

“Je beleeft Nederland heel anders wanneer je 12 bent dan wanneer je 18 bent. Dus dat was wel echt wennen.”

Wilde je ook hier blijven toen je 12 was?

Ja, ik wilde toen eigenlijk niet weg. Want op die leeftijd was ik bang dat ik vrienden kwijt zou raken. Maar na de basisschool verspreidt iedereen zich toch over allerlei verschillende middelbare scholen, dus dat maakte het aanpassen daar wel wat makkelijker. Voor mijn zusje was het nog vervelender. Zij zat in groep 6 dus zij moest echt al haar vriendinnetjes achterlaten. Maar na anderhalf jaar waren we wel gesetteld in Suriname. En nu ben ik weer in Nederland, maar zij zijn allemaal nog in Suriname.

En je zusje en je ouders, blijven zij daar?

Ja, die blijven voorlopig nog daar. Mijn zusje zit nu in 5 VWO, maar als zij haar diploma heeft gaat ze ook in Nederland studeren. En dan denk ik dat mijn ouders ook wel weer naar Nederland verhuizen, want ze missen ons anders heel erg. Mijn moeder zegt nu wel heel stoer dat ze in Suriname blijft, maar ik denk dat als mijn zusje en ik allebei in Nederland wonen dat ze dan ook wel deze kant opkomen omdat ze ons anders te veel missen.

En nu je weer in Nederland studeert, heb je het gevoel dat je je op de UvA thuis voelt?

Een klein beetje. Maar dat komt meer omdat het allemaal herkenbaar wordt, niet zozeer omdat ik me echt thuis voel. In het eerste jaar voelde ik me vooral niet thuis. Ik kwam net uit Suriname en had eigenlijk geen idee hoe het er hier aan toe zou gaan. Ik zat in Suriname op een particuliere school, dus dat is niet echt Surinaams onderwijs maar ook niet echt Nederlands onderwijs. Het zat er een beetje tussenin. Ik had daarom een andere verwachting van de UvA. Maar nu begin ik me wel wat meer thuis te voelen. Ik heb een paar vrienden, allemaal studenten van kleur trouwens. Dus ik voel me al wel wat meer thuis.

“In het eerste jaar voelde ik me vooral niet thuis. Ik kwam net uit Suriname en had eigenlijk geen idee hoe het er hier aan toe zou gaan.”

Dus je moest in het begin ook vooral wennen?

Ja.

En denk je dat dat meer komt door migratie of omdat je je op de UvA niet thuis voelde?

Ik denk dat beide wel een rol speelden. Maar dat ik vanuit Suriname kwam speelde wel een belangrijke rol. Ik was bang dat ik een zwaar accent zou hebben, of dat ik een achterstand zou hebben en daardoor dingen niet zou begrijpen. Maar er waren ook veel meer witte studenten dan ik had verwacht. Echt veel meer. Daardoor was ik in het begin heel rustig en keek ik de kat uit de boom. Ik was vooral aan het kijken hoe alles ging, na een tijdje durfde ik pas wat te zeggen. Maar dat ik vanuit Suriname kwam speelde denk ik wel de grootste rol.

De UvA staat over het algemeen ook bekend als een witte universiteit, en dat speelde dus ook een rol?

Ja, dat heeft zeker effect gehad. Omdat er zo weinig mensen met dezelfde achtergrond als jij zijn, is het soms moeilijk om uit te leggen wat je bedoelt en hoe je je voelt. De mening van de meerderheid is ook heel sterk, dus dat maakte het lastig. Maar het zijn ook cultuurverschillen. In Nederland is men veel directer en gewend om te zeggen wat ze denken, maar in Suriname doe je dat niet. Dat probleem had ik ook toen ik naar Suriname ging, dat ik te direct was. Dus dat heb ik daar weer afgeleerd, maar nu weet ik niet altijd of ik iets wel of niet kan zeggen.

Want je gaf aan dat je het af en toe lastig vindt om je ideeën en mening ergens over te geven. Heb je daar een voorbeeld van?

Ja. In het eerste jaar hadden we een vak waar je twaalf punten voor kreeg, dus dat vak duurde een half jaar lang. Natuurlijk trokken alle allochtonen binnen onze werkgroep naar elkaar. En we deden gewoon ons best en werkten goed, maar we kregen nooit voldoendes van de docent. Elke keer net een 5.3 of een 5.4. Eerst dachten we dat we misschien niet goed genoeg bezig waren. Maar toen kwam er een opdracht waar we peer reviews moesten geven en de hele werkgroep had ons een positieve waardering gegeven, volgens mij iets van een 8. Maar alsnog gaf de docent ons een onvoldoende voor die opdracht. Toen had ik zoiets van: we moeten hier iets van zeggen. Want ik heb wel heel erg dat ik oplet met wat ik zeg, want natuurlijk wil je niet te agressief overkomen, maar ik wilde wel gaan zeggen dat ik het gevoel had dat we anders behandeld werden. Maar de andere studenten durfden niets te zeggen, die waren eigenlijk gewoon bang. Uiteindelijk heb ik ze wel kunnen overhalen. Maar toen we het gesprek met haar zelf hadden, was iedereen stil en was ik de enige die sprak. En zo kwam ik over als de agressieve student. En als de docent met een excuus kwam dat we iets niet goed genoeg deden dan namen de andere studenten daar alweer genoegen mee. Dus we hebben uiteindelijk geen hoger cijfer gehad, en er is niets opgelost. Daarom wil ik niet te snel mijn mond opentrekken. Mijn medestudenten zijn allemaal in Nederland geboren en hebben hier altijd gewoond, dus daar zit misschien ook al wel een verschil tussen. Tussen iemand die hier altijd als ‘buitenlander’ heeft gewoond en iemand die niet altijd in Nederland heeft gewoond.

“Omdat er zo weinig mensen met dezelfde achtergrond als jij zijn, is het soms moeilijk om uit te leggen wat je bedoelt en hoe je je voelt.”

Dus je merkte daar een verschil dat jij in Suriname de middelbare school hebt gevolgd en medestudenten die altijd in Nederland hebben gewoond? Dat zij minder voor zichzelf durfden op te komen?

Ja, en ik heb ook wel een grote mond, haha. Maar zij wilden niet zeggen dat iets racistisch is en ze wilden niet die ‘buitenlanderkaart’ gebruiken. Zij waren veel meer aan het denken wat de rest er over zou denken, en ik vond gewoon dat we er iets van moesten zeggen. Dus dat wel echt een verschil.

En heb je meer van zulke voorbeelden?

Ja. Omdat ik me voor mijn gevoel extra moest aanpassen ging ik bij een studievereniging. Daar ging ik in de feestcommissie, en in december wilde de helft van de groep Sinterklaas vieren. Maar mijn moeder vond het nooit fijn als haar kinderen Sinterklaas vierden. Ik heb er zelf nooit echt problemen mee gehad, maar dan is het toch een beetje ongemakkelijk. Ik bedoel, wat moet ik dan zeggen? Toen zei onze commissaris direct: ik vier geen Sinterklaas, dus we doen het niet. Toen kwam er een hele discussie, en ik deed daar bewust niet aan mee. Want de commissaris was, volgens mij, Moluks, een andere jongen was Indisch, er was een Afghaans meisje en de rest was wit. De meest diverse groep die ik ooit op de UvA heb gezien bij een studievereniging, haha. Maar ik zei expres niks, want dit was ook vlak nadat we dat gesprek met de docent aangingen. Maar ik was wel blij dat de commissaris iets zei.

En waarom hield jij je stil?

Toch wel omdat als ik iets als zwarte student zeg het meteen een andere lading heeft met Zwarte Piet en alles. En ik had het gevoel dat het te vroeg was om daar al over te beginnen.

Dus daar let je wel heel erg op in welke discussie je je wel of niet mengt?

Ja. Omdat Sinterklaas en Zwarte Piet voornamelijk voor mij iets persoonlijks is. Als er meerdere zwarte studenten waren geweest had ik misschien wel iets gezegd. Dat ik me niet helemaal comfortabel voelde met Zwarte Piet. Als het was gevraagd had ik het trouwens ook wel gezegd, denk ik. Maar ik zou me niet uit mezelf in die discussie mengen. Want er zijn ook wel vaker mensen naar me toe gekomen om te vragen wat ik er van vond. Dan kwamen ze naar me toe van: “Ik heb zelf niet echt een probleem met Sinterklaas, en ik ken heel veel donkere kinderen die dat ook niet hebben. Maar ik wilde gewoon even weten wat jij ervan vond.” Toen heb ik mezelf wel geleerd dat ik altijd zeg: ik kan je zeggen wat mijn mening is, maar ik ga niet in discussie met je. Ik heb er zelf niet zoveel last van gehad, maar ik snap heel goed dat bepaalde mensen er gefrustreerd over zijn. Ik vind zelf bepaalde aspecten ook heel raar overkomen. Verder wil ik er ook geen discussie over hebben. Want dan wordt het altijd persoonlijk.

“Maar er zijn al zo weinig mensen van kleur op de universiteit. En je wil er gewoon bij horen. Ik hoef niet duizenden vrienden te hebben, maar ik wil wel gewoon geaccepteerd worden.”

Ik heb ook van zwarte mensen gehoord dat ze bijvoorbeeld op hun werk expres niet over Zwarte Piet begonnen, omdat wanneer zij zich zouden uitspreken daarover ze toch anders zouden worden aangekeken door witte collega’s. Heb jij dat ook op die manier? Dat je er niet over begint zodat je er wel ‘bij blijft horen’?

Ja, zeker. Vooral als eerstejaars was ik dan bang dat als ik te activistisch overkwam dat ik de kans misloop op vrienden, of dat ik wordt buitengesloten. Maar er zijn al zo weinig mensen van kleur op de universiteit. En je wil er gewoon bij horen. Ik hoef niet duizenden vrienden te hebben, maar ik wil wel gewoon geaccepteerd worden. Dus daarom zal ik er nooit zelf over beginnen.

En is dat met alle thema’s rondom racisme en discriminatie?

Nee, dat is alleen met Zwarte Piet. Omdat Zwarte Piet zo persoonlijk is. Iedereen neemt de hele discussie heel persoonlijk. En ik heb geen enorm uitgesproken mening over Zwarte Piet, en ik ben bang dat ik dan gedwongen wordt om een kant te kiezen.

Dus als we het dan hebben over jezelf thuis voelen op de UvA, dan voel jij je niet voldoende thuis om overal je mening over te geven?

Ja, inderdaad. Ik had bijvoorbeeld ook een keer een discussie met een meisje. Zij begon met me te praten over mijn haar, en ze ging ervan uit dat mijn haar nep was. Helemaal uit het niks, in een werkgroep. Toen zei ze dat alle donkere meisjes nep haar hadden en ze zei ook dat als ik kinderen zou krijgen met een witte jongen dat het kind dan waarschijnlijk alle witte eigenschappen zou gaan overnemen. Dus blauwe ogen en blond haar. En dit was in de derde week van het eerste jaar, dus ik was nog heel rustig. Maar toen dat gebeurde werd ik haast wel gedwongen om wat te zeggen. Maar ik wist al dat het een zinloos gesprek was. Maar ik heb toen gezegd dat ze een beetje extreem was en dat het waarschijnlijk wel zou meevallen. Ik bedoel, wat moet ik daar op zeggen? Maar door zulke opmerkingen voel ik me best wel geconfronteerd, en dat zorgde er ook wel voor dat ik best stil was. Want er werden wel vaker opmerkingen gemaakt die niet per sé beledigend zijn, maar waar ik ook niet echt weet wat ik erop moet zeggen. Omdat het van die stereotype dingen zijn. Dus daarom durf ik niet altijd mijn mening te uiten op de UvA.

En heb je vaker het gevoel gehad dat je anders werd benaderd?

Met docenten alleen die ene keer. Er is wel een docent en die vind het juist heel fijn dat er ook gekleurde studenten zijn. Die probeert ook extra ondersteuning te geven, dus dat is fijn. Het is vaker met studenten. Misschien dat docenten het ook niet durven, bepaalde dingen vragen bijvoorbeeld. Dat ze er scherper op zijn omdat ze voor de klas staan. Wat wel vaak gebeurt is dat ze niks zeggen of niet ingrijpen wanneer een andere student wat zegt. Want vaak worden die opmerkingen gewoon tijdens de werkgroepen gemaakt. Dan doen ze net alsof ze het niet hebben gehoord.

“Maar door zulke opmerkingen voel ik me wel geconfronteerd, en dat zorgde er ook wel voor dat ik best stil was.”

Heb je daardoor ook het gevoel dat je niet wordt gesteund door docenten?

Ik begrijp het ergens wel, want zij weten misschien ook niet wat ze op zo’n moment moeten zeggen. Maar het zou wel fijn zijn als ze iets zouden zeggen of het onderwerp zouden veranderen. In ieder geval laten weten dat het een rare vraag is. Al helemaal als het bij eerstejaars gebeurt.

En wat zou een universiteit er volgens jou aan kunnen doen om de inclusie te bevorderen?

Ik denk dat er meer open conversatie moet plaatsvinden. Bijvoorbeeld bij het voorstellen. Niet alleen iedereen de naam opnoemen en verder niks, maar juist in groepjes even apart en dan met elkaar praten. Dan leer je elkaar kennen. Misschien al met wat standaard vragen. Dat mensen elkaar beter leren kennen en dus hopelijk ook beter begrijpen. Dan denk ik dat het minder voorkomt dat er van die ongemakkelijke opmerkingen in de werkgroep worden gemaakt, en als het gebeurt dat je dan beter is staat bent om er wat van te zeggen.

En hoe zouden docenten daaraan kunnen bijdragen, aan die inclusie?

Ik denk dat het al wat zou helpen om de allochtonen juist niet bij elkaar te zetten. Het is misschien niet heel leuk, maar ik denk wel dat het zou helpen. Want hoe wij ook meteen naar elkaar toetrekken, dan heb je ook niet meer zoveel contact met de anderen. En ik denk dat als we gedwongen worden om niet meer bij elkaar te zitten en met anderen te mixen voor opdrachten bijvoorbeeld, dan denk ik wel dat dat makkelijker gaat. Dus dat er voor opdrachten bijvoorbeeld door de docent groepen worden gemaakt. Want dan kan je minder naar elkaar toetrekken.

“Je mag altijd vragen stellen, want ik snap dat je niet alles weet of niet alles begrijpt. Maar kom dan niet met een aanname verpakt als vraag. Dus vraag niet naar hoe je denkt dat het is, maar naar hoe het is.”

En welke tip zou je aan witte studenten meegeven?

Uhm, je mag altijd vragen stellen, want ik snap dat je niet alles weet of niet alles begrijpt. Maar kom dan niet met een aanname verpakt als vraag. Dus vraag niet naar hoe je denkt dat het is, maar naar hoe het is. Want als je met een aanname komt dan kom je meestal al met een stereotype. Dus dan voelt het eerder als een aanval, en ben je minder snel bereid om die vraag te beantwoorden.

En heb je nog algemenere tips of opmerkingen over inclusie aan de UvA?

Er kan een hele hoop beter. Mijn tutor was bijvoorbeeld de enige donkere persoon van de hele studie. Geen docenten, niks. En je kan mensen natuurlijk niet dwingen om daar te gaan werken, maar ze zouden wel iets meer op zoek kunnen gaan naar mensen van kleur. Als de werknemers wat meer gekleurd zouden zijn, dan zou ik me ook al eerder herkennen in de mensen van wie ik les krijg bijvoorbeeld.

En verder?

Het curriculum is sowieso heel erg eurocentrisch. Want we hebben het heel vaak over actuele onderwerpen, maar dan gaat het altijd over Europa. Ik snap dat niet over elk land altijd makkelijk info gevonden kan worden, maar ze zouden wel iets meer hun best kunnen doen. Bijvoorbeeld dat iedereen een bepaald land krijgt waarin ze een actueel onderwerp moeten vinden. Want als je zoekt dan kan je altijd wat vinden.

En dan de laatste vraag. Stel je hebt een toverstafje en je zou daarmee één ding kunnen veranderen om diversiteit en inclusie te verbeteren, wat zou dat dan zijn?

Ik zou gewoon een diverse studentenpopulatie willen hebben. Ik zou niet zo gauw weten hoe ze dat kunnen veranderen, maar het is nu heel wit. Veel studenten uit Azië, maar weinig studenten van kleur die in Nederland zijn geboren en opgegroeid. Dat zou al enorm helpen om me beter thuis te voelen.

This site is registered on wpml.org as a development site.