Stapelen is het probleem, niet de oplossing

26 August 2022

Rușen Koç is voorzitter bij Stichting Onderwijsadvies Ouder & Kind (Stichting OOK)

Ruşen Koç, Voorzitter Stichting Onderwijsadvies Ouder & Kind

In mijn vrijwilligerswerk als voorzitter bij stichting OOK voer ik vaak gesprekken met leerkrachten, decanen, directeurs en rectors over het bijstellen van eerder gegeven schooladviezen. Deze gesprekken raken vaak aan een fundamentele vraag, namelijk of je een kind het voordeel van de twijfel moet geven of toch conservatief moet adviseren om geprojecteerd falen te voorkomen. Dergelijke gesprekken komen dan uit op een soort (on)volwassen variant van ‘welles nietes’. Om de patstelling te trotseren geven scholen vaak aan dat er niks verloren gaat voor een kind bij het handhaven van een ‘lager’ advies; dat de leerling alle mogelijkheid heeft om door te groeien in de brugklas en zo nodig om te stapelen. De veronderstelling is dat het stapelen ervoor zorgt dat iedereen in Nederland gelijke kansen heeft om gepaste scholing te ontvangen. Je hoeft het alleen maar graag genoeg te willen. Bij deze redenering wordt echter voorbijgegaan aan de negatieve effecten van stapelen op het leven en welzijn van leerlingen. Daarnaast worden leerlingen met een migratieachtergrond en van lagere sociale klassen vaker ondergeadviseerd.[1]  De manier waarop scholen vertrouwen op stapelen als vangnet werkt de ongelijkheid in ons onderwijssysteem en de maatschappij in de hand.

De veronderstelling is dat het stapelen ervoor zorgt dat iedereen in Nederland gelijke kansen heeft om gepaste scholing te ontvangen. Je hoeft het alleen maar graag genoeg te willen.

Binnen het huidige onderwijsstelsel kunnen leerlingen op het voortgezet onderwijs doorstromen naar ‘hogere’ en ‘lagere’ onderwijsniveaus.[2] Deze maatregel moet de laatbloeiers en de vroege ontpoppers faciliteren in een persoonlijke leercurve, door de sociale mobiliteit te faciliteren. In de praktijk wordt dit systeem dikwijls door basisscholen gebruikt om een lager schooladvies te rechtvaardigen.  Basisscholen vertrouwen erop dat wanneer het geadviseerde niveau niet passend is er nog altijd een correctie kan worden uitgevoerd door de middelbare school. Zo wordt ouders en leerlingen soms verteld dat het advies in het eerste halfjaar in de brugklas al naar boven bijgesteld kan worden en dat er dus geen reden voor paniek is bij het in stand houden van het huidige conservatievere advies. Echter gaan basisscholen hiermee voorbij aan het feit dat middelbare scholen vanwege eigen quota erg terughoudend zijn met het bijstellen van schoolniveaus en overplaatsen van leerlingen. Dit is om nog niet te spreken over het feit dat als een leerling op een school begint waar verschillende leerwegen niet in hetzelfde gebouw zijn gehuisvest, dit de kans op herzien van schoolniveau alleen maar verkleint. Immers zal het kind dan moeten veranderen van school.

De consequenties van de misvattingen die basisscholen hebben, kom ik geregeld in mijn werk tegen. Onlangs nog was ik aanwezig bij een gesprek waarbij de scholengemeenschap geen ruimte bood aan een leerling om plaats te nemen in een tweetalig vwo-klas, omdat haar initiële advies havo was geweest. De wijziging was niet op tijd doorgekomen bij de middelbare school waardoor het kind ondanks de behaalde cito-score en op het laatste moment bijgestelde advies van de basisschool naar vwo, alsnog havo moest doen. Belangrijk om hier te benoemen is dat de ambitie van het meisje hoog is. Zij wil namelijk astronaut worden en heeft hiervoor uiteraard het hoogste niveau en de hoogste cijfers nodig. Deze ambitie is iets waar zij zich aan heeft gecommitteerd en daarmee door ons volwassenen gefaciliteerd dient te worden. Deze powervrouw woont pas 6 jaar in Nederland en werd in groep 7 geconfronteerd met een VMBO-Kader advies – een advies dat haar ambitie in de kiem had kunnen smoren. Doordat begeleiders, ouders en kind zich maandenlang hardmaakten voor een verhoogd advies kreeg ze een week voor deadline alsnog een vwo-advies. Het treurige aan dit alles is dat de middelbare school in Amstelveen haar alsnog indeelde in een Havo klas. Er zou geen plek meer voor haar zijn in de vwo-klas en na de havo kon ze altijd nog vwo doen, aldus de rector.

De aanname van de basisschool dat het kind op een gepast niveau onderwijs zou krijgen werd in dit geval dus ontkracht nog voordat het schooljaar begon. Op de vraag of de rector het verhaal van dit meisje wilde horen en haar ambities kende, antwoordde de rector dat dat niet relevant was ‘’voor deze zaak’’. Omdat de basisschool het advies niet wilde herzien in de reguliere periode werd het kind ondanks aangetoonde bekwaamheid gewezen op een niveau dat haar, nog haar ambities past. In dit proces is er sprake van inadequaat handelen bij beide de basisschool en middelbare school. De consequentie van het inadequate handelen van de basisschool is dat de leerling niet wordt ingedeeld op het niveau dat past bij haar. Aan de andere kant zien we bij de middelbare school dat het meisje niet gesteund wordt in het ontplooien van haar ambities.

Het kwalijke is dat in beide gevallen het inadequate handelen wordt goed gepraat door ongeoorloofd te vertrouwen op stapelen als redmiddel, waarbij er voorbij gegaan wordt aan de consequenties van stapelen en onderadvisering voor leerlingen. Het meisje in kwestie ventileerde haar gevoel als volgt: ‘‘waarom zijn alle juffen en meesters tegen mij?’’. Door deze ervaring had ze geen enkel vertrouwen in het schoolsysteem meer en dat op 12-jarige leeftijd. Daarnaast zijn er ook veel consequenties op de lange termijn die zich opstapelen. Zo zorgt een langere studieweg voor een hogere schuld, wat resulteert in een minder gunstige hypotheek, verminderde intergenerationele overdracht van kapitaal en beperkte mogelijkheden voor sociale mobiliteit.

Waar schulden in cijfers uit te drukken zijn is vertrouwen in instituties dat niet. Het verlies in vertrouwen heeft naar mijn vermoeden een schadelijke uitwerking op de maatschappelijke en sociale cohesie van Nederland. Dit begint op de basisschool en wordt vervolgens in stand gehouden voor de rest van het leven van leerlingen. In het onderzoek ‘‘Hoogopgeleiden met een migratieachtergrond over een gestapelde onderwijsroute en het belang van steun’’ worden stapelaars geïnterviewd en gevraagd naar hun ervaringen. Een Tunesische-Nederlander van 31 jaar (stapelroute vmbo-t – havo – hbo – wo) geeft het volgende aan: “Wat ik wel heb gemist is mensen die in mij geloofden en zeiden: ‘je kan het wel’. (…) Ook al is de school niet per se de plek om op te voeden. Ik moest dan strafwerk schrijven of in de hoek staan. Dat was totaal geen incentive voor mij om mijn gedrag te veranderen. Ik vond het hooguit een beetje vervelend. Maar er heeft nog nooit iemand een gesprek met mij gevoerd met: ‘hé jongen, je hebt capaciteit…’.”[3] Deze quote geeft aan hoe leerlingen zich weggezet en ongezien kunnen voelen wanneer leerkrachten hun capaciteiten onderschatten. De quote verduidelijkt ook meteen hoe de hierboven benoemde anekdote niet op zichzelf staat en niet los te kopellen is van institutioneel racisme. Dit omdat het voornamelijk mensen met een migratieachtergrond zijn die worden geconfronteerd met de onrechtvaardigheid, vooringenomenheid en racisme in ons onderwijs.

Waar schulden in cijfers uit te drukken zijn is vertrouwen in instituties dat niet. Het verlies in vertrouwen heeft naar mijn vermoeden een schadelijke uitwerking op de maatschappelijke en sociale cohesie van Nederland.

Afsluitend, op de manier waarop het stapelen wordt gezien en gebruikt door onderwijzers houdt het de ongelijkheid eerder in stand dan dat het dit oplost. Het is een laatste redmiddel maar wordt niet als dusdanig ingezet. Het houdt daarnaast het idee in stand dat mensen die niet hoogopgeleid zijn dat alleen aan zichzelf te danken kunnen hebben. Het tegenovergestelde is waar: in elk van ons schuilt een dokter en elektricien. Het enige wat doorslag zou moeten geven bij de keuze tussen deze twee banen, zou de ambitie van het kind moeten zijn. Jammer genoeg zijn het institutionele vooringenomenheden in ons onderwijssysteem die de keuze maken voor onze kinderen. Het is dus aan de ouders van de toekomstige generaties om zich hiertegen te verzetten door ten alle tijden eerst het kind te vertrouwen en in het kind te geloven. Opdat onze kinderen niet het onderwijssysteem zullen dienen, maar het onderwijs onze kinderen.

Zou je graag bijdragen aan een gelijkwaardiger onderwijssysteem? Bij Stichting Onderwijsadvies Ouder & Kind zijn wij nog opzoek naar vrijwilligers. Bekijk hiervoor onze website: https://ookonderwijsadvies.nl/vacatures/.

[1] Van Rooijen, M., De Winter-Koçak, S., Day, M., & Jonkman, H. (2019, mei). Is het schooladvies gekleurd? Kennisplatform Integratie & Samenleving.

[2] De termen hoger en lager zijn niet onomstreden. Hier maak ik gebruik van hoger en lager omdat dit nog altijd de perceptie is bij ouders en kinderen.

[3] De Winter-Koçak, S., Klooster, E., Reches, L., & Badou, M. (2021, januari). Hoogopgeleiden met een migratieachtergrond over een gestapelde onderwijsroute en het belang van steun. Kennisplatform Integratie & Samenleving.

 

This site is registered on wpml.org as a development site.